Speelt de gemeente Schagen met vuur?
De gemeente Schagen kiest voor een opmerkelijke route bij de bouw en het beheer van een nieuwe sporthal. Niet de gemeente zelf, maar een particuliere stichting krijgt de volledige verantwoordelijkheid. Op papier lijkt het een slimme oplossing: de lasten verdwijnen van de gemeentelijke balans, het gebouw wordt gerealiseerd door een club van vrijwilligers en de gemeenschap profiteert. Achter deze schijnbaar efficiënte aanpak gaat een risicovolle constructie schuil die de gemeente op termijn duur kan komen te staan.
De stichting moet bij aanvang een lening van 22 miljoen euro aangaan. De gemeente staat hiervoor borg. Dat is niet niks. Want wat gebeurt er als de stichting haar verplichtingen niet nakomt? Als er fouten worden gemaakt, als de bouw duurder uitvalt of als de exploitatie tegenvalt? Dan zal de gemeente moeten bijspringen. Sterker nog: de gemeente draait in dat geval mogelijk op voor miljoenen aan schulden, zonder zelf eigenaar te zijn van het gebouw.
De stichting begint zonder eigen vermogen, zonder financiële buffer en zonder ervaring. Hoewel de gemeente toezegt in de toekomst geld opzij te zetten voor onderhoud en vervangingsinvesteringen, zijn die toezeggingen niet juridisch afdwingbaar. De financiële basis van het project is dus allesbehalve solide.
Aanbesteding
Daar komt nog iets bij. Tot op heden is er geen duidelijkheid over de vraag of een Europese aanbesteding nodig is. Volgens de wet hangt dat af van de mate waarin de gemeente betrokken is bij het project. De constructie balanceert nu op het randje: de gemeente is geen eigenaar van het gebouw, maar houdt wel het eigendom van de grond en levert garanties.
Ook de gouvernance roept vragen op. De gemeente kiest ervoor zitting te nemen in de Raad van Toezicht van de stichting. De gemeentelijke vertegenwoordiger wordt zelfs voorzitter. Die moet dan geen directe functie binnen de gemeente hebben, om belangenverstrengeling te voorkomen. Hoe onafhankelijk is deze voorzitter werkelijk als hij of zij in directe lijn communiceert met het college? Dit riekt naar bestuurlijke schijncontrole, waarbij de gemeente invloed wil uitoefenen zonder formele verantwoordelijkheid te dragen.
Het college erkent zelf dat het om een “maatschappelijke uitdaging” gaat. Daarom laat het de plannen toetsen door twee externe bureaus, waaronder een advocatenkantoor. Dat is verstandig, maar opvallend is dat de nadruk ligt op soberheid en doelmatigheid. Waarom niet ook op haalbaarheid en doeltreffendheid? Want uiteindelijk draait alles om één vraag: werkt het wel of niet? En zo ja, voor wie?
Sturing
Als de exploitatie tegenvalt of de sportbehoefte door de vergrijzende bevolking verandert, is het maar de vraag of de stichting dit zelfstandig kan opvangen. Waarschijnlijk zal er dan alsnog een beroep worden gedaan op de gemeente, zowel politiek als financieel. Door geen eigenaar te zijn van het gebouw, heeft de gemeente bovendien minder sturingsmogelijkheden. Aanpassingen aan het beleid, of verkoop bij tegenvallende resultaten, zijn dan lastig te realiseren.
Deze aanpak verlicht misschien tijdelijk de druk op de gemeentelijke begroting, maar het verplaatst de risico’s naar de toekomst en naar partijen, die daar nauwelijks tegen zijn opgewassen. Zolang er geen harde garanties zijn over gouvernance, exploitatie en terugvalopties, blijft het een gevaarlijk spel met gemeenschapsgeld. Niet alles wat financieel aantrekkelijk oogt, is verantwoordelijk op de lange termijn. Een sporthal moet een aanwinst zijn – geen molensteen om de nek van de gemeente. Het is nu wachten op de resultaten van het onderzoek van de twee ingehuurde bureaus. Zij zullen ongetwijfeld met aanbevelingen komen.
Optimisme
De businesscase voor het nieuwe sportcomplex kent onduidelijkheden en optimistische aannames. Zo is de scheiding tussen het gesubsidieerde sporthaldeel en het commerciële clubhuisdeel niet duidelijk, met name bij de personeelskosten. De gemeente betaalt mee aan de sporthallen, maar de clubs zijn zelf verantwoordelijk voor het clubhuis.
Onderzoekers vinden de verwachte inkomsten van onder andere het Regius College te hoog ingeschat, omdat er nog geen contract is getekend. Het bedrag kan daardoor circa €50.000,- lager uitvallen. Ook de horeca-inkomsten worden ambitieus genoemd: er wordt gerekend op 35 procent groei, hogere prijzen (zoals duurdere koffie) en meer aanbod. SSG vindt de inschatting realistisch en stelt dat eventuele tegenvallers weinig effect hebben, omdat kosten dan ook dalen.
Er zijn nog teveel onzekerheden. Het functioneren van het clubhuis ligt nog steeds bij de clubs zelf. Dat betekent ook financiële verantwoordelijkheid voor de verenigingen. Bieden deze voldoende garantie voor een succesvolle toekomst voor de sport in de stad Schagen?